Gerald Schut
Terwijl de uitrol van de eerste aardgasvrije wijk van Nederland, in Purmerend, stagneert, komt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) met een rapport over de perspectieven voor waterstof in de gebouwde omgeving. De toekomst is met zoveel onzekerheid omgeven, dat het onverstandig zou zijn onomkeerbare beslissingen te nemen.
Waterstof zal goedkoper gaan worden, maar we weten niet hoe snel. We weten evenmin hoe en in welk tempo we de productie van groene en blauwe waterstof kunnen opschalen. Het ligt voor de hand om waterstof als eerste te gebruiken in sectoren met weinig klimaat-neutrale alternatieven en relatief hoge kosten per vermeden ton CO2, zoals industrie, scheepvaart en luchtvaart. Maar nu de toekomstverwachtingen voor prijs en beschikbaarheid van emissiearme waterstof nog met grote bandbreedtes moeten worden gedaan, is het verstandig onze opties open te houden. ‘Veel is nog onzeker maar gezien de mogelijke toekomstige beschikbaarheid van waterstof, lijkt het no-regret om het huidige aardgasnet (dat tegen lage kosten geschikt gemaakt kan worden voor waterstof) voorlopig niet te verwijderen, tenzij andere opties nu al de voorkeur hebben,’ schrijft auteur Nico Hoogervorst.
Dat wil niet zeggen dat waterstof op korte termijn op grote schaal beschikbaar komt voor woningen. ‘Gezien de verwachtingen rond opschaling van de waterstofproductie in Nederland is het niet waarschijnlijk dat waterstof vóór 2030 op enige schaal van betekenis kan worden toegepast voor verwarming van gebouwen. Ná 2030 behoort dat zeker tot de mogelijkheden.’
De titel suggereert anders maar ‘Waterstof voor de gebouwde omgeving; operationalisering in de Startanalyse 2020’ is een helder verhaal met een zeer hoge informatiedichtheid. Het is dan ook gebaseerd op gesprekken met zwaargewichten als Marcel Weeda (TNO), Martien Visser (Hanzehogeschool), Gert-Jan Kramer (UU), Kornelis Blok (TU Delft) en Ad van Wijk (TU Delft).
Tevens leunt het rapport zwaar op ‘Net voor de toekomst’ van CE Delft in opdracht van Tennet en Gasunie, waarin voor 2050 afhankelijk van het scenario 6 tot wel 42% van de gebruikte waterstof in Nederland naar de gebouwde omgeving gaat. Een belangrijke variabele is hoeveel waterstof er uit gebieden als de Sahara naar Nederland zal komen. Desertec maakt inmiddels waterstofplannen, meldt het PBL.
Stel: er komt voldoende waterstof beschikbaar, dan zijn gasnet en woningen tegen relatief lage kosten (midden-raming: jaarlijks € 212 per aansluiting) geschikt te maken voor waterstof. Opvallend is dat de grootste kostenpost daarin een eenmalige investering van €1.000 in elektrisch koken is, omdat koken op waterstof vanwege de onzichtbare vlam gezien wordt als onveilig. Dus ook met een waterstofaansluiting moeten Nederlandse huishoudens aan de inductieplaat. Een aansluiting op waterstof zal voor gemeenten in de buurt van de aan te leggen Nederlandse waterstofbackbone meer voor de hand liggen dan elders.
Maar allereerst heeft Nederland te maken met de uitdaging om het huidige (fossiele) gebruik van waterstof in de Nederlandse industrie te vergroenen. Deze zomer stelde TNO haar schatting daarvan drastisch bij van 800 kton naar 1.481 kton (178 PJ). Die enorme opgave voor de industrie is zo tussen neus en lippen door bijna verdubbeld. En daarbij past de waarschuwing: pas als de Nederlandse stroomopwekking voor minstens 60% uit duurzame bronnen bestaat (als alles goed gaat ergens richting 2030), ontstaat er klimaatwinst bij de vervanging van grijze door groene waterstof.