Nieuws
0

Radioactief afval in ‘gatenkaas’

Herman Damveld

De voorlichter van het Bundesamt für Strahlenschutz (BfS), Werner Nording, vergelijkt de zoutkoepel in Asse, die dienst doet als opslagmijn voor radioactief afval, herhaaldelijk met een gatenkaas.

Emmertjes om lekkend water op te vangen, verwrongen staal, spleten in de wanden; tijdens een rondleiding is duidelijk te zien waar hij die vergelijking vandaan haalt.

In de zoutkoepel Asse in Nedersaksen zijn tot 1978 zo’n 125.000 vaten laag- en 1.300 vaten middelradioactief afval opgeslagen. Het laagradioactief afval ligt in twaalf opslagruimtes op 725 tot 750 m diepte, het middelradioactief afval in één opslagruimte op 511 m diepte.

Er stroomt al vijftien jaar lang dagelijks 12.000 l water de zoutkoepel in. Een klein deel daarvan stroomde als pekel door opslagruimtes met radioactief afval en heeft de vaten aangetast, waardoor er radioactiviteit uit de vaten lekte. Het BfS is verantwoordelijk voor de veiligheid van de opslag en houdt er rekening mee dat alle gangen straks helemaal onder water komen te staan. Daarom moeten alle vaten opgegraven worden.

Voordat we naar beneden mogen om uitleg te krijgen over de stand van zaken, worden we gemeten op radioactiviteit en krijgen we een dosimeter om: beginstand 0,00.

We gaan met de lift naar 490 m diepte, waar een hels lawaai klinkt van pompen. Er staan een stuk of acht opslagbassins van 10 bij 50 bij 4 m. Vanuit de aardlagen om de zoutkoepel stroomt grondwater via spleten naar binnen. Dit – inmiddels zout geworden – water wordt op 680 m diepte opgevangen. Van de 12.000 l per dag gaat 10.500 l omhoog naar de opslagbassins. De resterende 1.500 l wordt gebruikt voor de aanmaak van beton.

Vanuit de opslagbassins gaat het water naar het maaiveld en met tankwagens naar de zoutkoepel Mariaglück bij Celle. Het BfS is van plan om het zoute water de komende jaren naar de Noordzee te vervoeren.

Verbogen T-balk

Op 750 m diepte, net buiten het hek om te voorkomen dat we dicht bij een opslagkamer met vaten afval komen, is de temperatuur ongeveer 30 °C. Nording wijst erop dat door de druk van het zout en de aardlagen een dikke ijzeren T-balk binnen vijf jaar sterk verbogen is en dat zich in een paar jaar overal spleten hebben gevormd, waar water door naar binnen kan komen. Er hangt een emmer aan het plafond om waterdruppels op te vangen. Een zijgang wordt volgestort met beton. Dat gebeurt overal op plekken waar de ‘gatenkaas’ het zwakste is. Pas als dat af is, kan het opgraven van de vaten beginnen en volgens Nording duurt dat tot ongeveer tot 2030.

Er is één lift van 1,5 bij 3 m waar alles en iedereen mee naar boven en beneden moet. Op 490 m diepte staan bij de lift een paar setjes autobanden. Ook zijn er graafmachines en auto’s. Op de vraag hoe die daar gekomen zijn, legt Nording uit dat ze in onderdelen naar beneden gaan. Sommige onderdelen, die te groot zijn voor de lift, worden eerst in stukken gezaagd en beneden weer aan elkaar gelast. Ook daarom vorderen de opgraafwerkzaamheden traag.

Het gangenstelsel lijkt stabiel, maar dat is het alleen op de korte termijn. Zout kruipt en de gangen slibben dicht zonder onderhoud, zodat eenmaal opgeborgen vaten niet gemakkelijk zijn terug te halen.

De plafonds van het gangenstelsel zijn mooi gefreesd om te voorkomen dat er plakken zout losraken. Voor de zekerheid is wel een helm nodig onder de grond, maar tijdens de rondleiding krijgt niemand iets op zijn kop en weer boven gekomen staat de dosimeter, zoals verwacht, nog steeds op 0,00. Stralingsvrij kan de verslaggever door de openslaande hekken weer naar buiten.

Ook de VPRO was in Asse aanwezig.
Een radioreportage is te horen in het programma bureau buitenland, radio 1, 17 februari, 19:00 uur

Onderwerp:
BouwCiviele TechniekDuurzaamheidMilieu

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten