Indra Waardenburg
Onderzoekers van de TU/e starten volgend jaar met de bouw van een demoreactor, die het afvalhout van de universiteit gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. De reactor zet lignine (houtstof) om in onder andere anisol (methoxybenzeen), een aromatische verbinding, die na vermenging met gewone diesel de dieselvariant CyclOx vormt.
Toevoeging van anisol zorgt voor een latere ontbranding van de diesel, waardoor zuurstof en brandstof de tijd krijgen om te mengen en er minder roetdeeltjes ontstaan. ‘Bij een mengverhouding van 10:90 daalt de roetuitstoot tot vijftig procent’, aldus dr.ir. Michael Boot van de groep Combustion Technology, die hier in 2010 op promoveerde.
Parallel aan de opbouw van de reactor doet Boot met zijn groep onderzoek naar de korte- en langetermijneffecten van het rijden op CyclOx. ‘In het laboratorium kan je deze effecten niet testen. Je wilt bijvoorbeeld ook weten of de auto nog start bij -30 graden Celsius’, vertelt Boot. Tien medewerkers van de universiteit stellen hun dieselauto beschikbaar, in ruil voor een jaar lang gratis tanken aan de pompinstallatie die de TU/e op de campus plaatst. Boot: ‘Tijdens de test bepalen we de exacte samenstelling van CyclOx en geven dit door aan de chemici die de reactor opbouwen.’
De reactor, die naar verwachting vanaf 2015 operationeel is, levert naast CyclOx ook ethanol. Dit wordt gemengd met benzine aan de universiteitspomp aangeboden.
De TU/e heeft inmiddels, samen met de spin-off Progression Industry, zes octrooien op zowel het gebruik als de productie. ‘Het is niet de bedoeling dat wij dit product op grote schaal gaan verstrekken. Het pilotproject moet de industrie enthousiasmeren zodat wij onze kennis kunnen doorgeven aan een industriële partij’, aldus Boot.