Benno Boeters
In september 2014 moet onderzoek naar de werking van een ‘vismigratierivier’ in de Afsluitdijk zijn afgerond, maar nu al lijkt de kans groot dat deze kilometerslange vispassage nabij Kornwerderzand wordt aangelegd.
Vorige maand kwamen vertegenwoordigers van kennisinstituten, ingenieursÂbureaus en provincies bijeen om zich te buigen over de al begin dit jaar geopenbaarde haalbaarheidsstudie.
Een meanderende rivier in het IJsselmeer, een ‘aquatisch ecoduct’ in de Afsluitdijk en een uitgediepte geul in de Waddenzee moeten ervoor zorgen dat haring, ansjovis, bot spiering en zalm vanuit zee de paaigronden kunnen opzoeken in het achterland en de bovenloop van de Rijn. Daarmee zou het IJsselmeer iets meer het karakter krijgen van het visrijke estuarium dat de Zuiderzee ooit was. De Afsluitdijk vormt, net als de Haringvlietsluizen, een barrière voor vissen die van zout naar zoet willen trekken om zich voort te planten. De vissen kunnen niet tegen de sterke stroming in de spuisluizen op.
De vismigratierivier, die alle dagen per jaar open is, maakt de paaitrek mogelijk. De lengte van die passage en de meanders aan de IJsselmeerkant zorgen voor een stroomsnelheid van minder dan
0,5 m/s waarbij vissen geleidelijk het zoete water bereiken. Voor jonge vis en larven is een brakwaterzone van ongeveer 100 ha nodig om zich fysiologisch aan te passen van zoet naar zout.
De vispassage volgt het getij. Bij vloed op de Waddenzee is de intrek natuurlijk het makkelijkst. Maar een stijging van het zoutgehalte in het IJsselmeer is niet de bedoeling. Schuiven in de passage moeten het zeewater bij hoog tij tegenhouden en de vissen moeten dan even wachten.