Johan Herrenberg
Het klimaat geniet niet mijn levendige belangstelling. Natuurlijk, ook ik wil in mijn toekomstige ouderdom graag droge voeten houden en de slinkende biodiversiteit bedroeft me. Maar bestuderen deed ik dit alles eigenlijk niet. Tot nu toe. Dit prachtblad organiseert later deze maand een congres in de kleinste stad van Nederland, Madurodam, Ingenieurs in Energietransitie, en in de laatste nummers kwam ik veel tegen over het Nationaal Klimaatakkoord. Het prikkelde me om eens wat preciezer te kijken.
Ik stuitte op een schoon woord als ‘klimaattafel’, waarvan er vijf bleken te zijn, naar sector: Energieopwekking, Gebouwde omgeving, Industrie, Mobiliteit en Landbouw. Andere begrippen: ‘decarboniseren’, ‘aardgasvrij’, ‘bijna-energieneutrale gebouwen’ (BENG) en ‘circulaire economie’. Ik leerde dat 10 % van de wereldbevolking 49 % van de CO2-uitstoot veroorzaakt. Ik kwam erachter dat wij Nederlanders 10 miljard kuub aardgas per jaar verstoken, verdeeld over 7 miljoen woningen en 1 miljoen bedrijfsgebouwen. Het werd me duidelijk dat het druk nadenken en vergaderen van burgers, bedrijven en overheid over de vergroening van Nederland tot veel beschrijven van het ‘wat’ had geleid (in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord), maar dat het ‘hoe’ nog erg onderontwikkeld was, en dat er dus in oktober daarvoor een praktischer tweede ronde was begonnen, waar men naar de invulling van de meerkosten, betaalbaarheid, lastenverdeling burger/bedrijven, effecten op milieu, ruimte en werk zou kijken.
Hoe zat het met de relatie IT-klimaat? Ik las een publicatie van de Dutch Data Center Association, de brancheorganisatie van datacenters, een verslag van een eveneens in de maand oktober gehouden congres, Datacenter Restwarmte & Innovatie. De DDA bleek al goed over het ‘hoe’ te hebben nagedacht. In deze tijd zijn datacenters een onstuitbaar groeiende pijler onder de digitale economie. Ze verwerken data en slaan ze op. Daarbij verbruiken ze (groene) stroom en geven ze een enorme hoeveelheid warmte af. Die restwarmte heeft de DDA al begin 2017 kosteloos beschikbaar gesteld aan de omgeving (denk aan scholen, zwembaden, tuinbouwkassen, kantoren). De DDA meent dat restwarmte een grote rol kan spelen in de energietransitie en zelfs de opvolger van gas zou kunnen worden. Op dit ogenblik zouden al 1 miljoen huishoudens van het gas kunnen en op restwarmte kunnen overschakelen, wat een aanzienlijke besparing van de CO2-uitstoot zou betekenen: 600 kiloton, om precies te zijn.
De DDA signaleert wel één ernstige complicatie bij dit perfecte circulaire plaatje: restwarmte telt niet mee bij de verplichte minimale 50 % ‘hernieuwbare energie’ voor de al genoemde bijna-energieneutrale gebouwen. Zij stelt voor de classificatie aan te passen: een bescheiden, maar verstrekkende correctie. Mij lijkt dit een zinnige suggestie. Wat ik dan ook pikant vind: mijn eigen dataconsumptie zorgt er dan voor dat ik er via een datacenter warmpjes bij kan zitten.