Veel van onze energie en telecommunicatie gaat via de zee. Via kabels en leidingen op de zeebodem vervoeren we data, elektriciteit en gas. Die infrastructuur blijkt nu kwetsbaar te zijn voor sabotage en spionage door vijandige machten. Een probleem dat bedrijven en overheden deels proberen op te lossen met nieuwe technologie.
Op eerste kerstdag 2024 brak een elektriciteitskabel in de Baltische Zee, tussen Estland en Finland. Een schip dat in de buurt voer, de aan Rusland gelinkte Eagle S, werd al snel van het incident verdacht. Het zou opzettelijk de kabel gesaboteerd hebben, een laatste actie in een reeks mogelijke pogingen van Rusland en China om infrastructuur op zee te verstoren.
Die infrastructuur is divers en vaak ook cruciaal voor de landen die het gebruiken. Zo zijn er energiekabels tussen landen. Die werden de laatste decennia populairder omdat hernieuwbare energie variabel is. Windparken brengen hun energie aan wal via onderzeese kabels. Daarnaast steunt het internet op onderzeese glasvezel. Die kabels sturen onze data tussen landen en continenten. Ten slotte liggen er ook gasleidingen op de zeebodem.
Die kabels en leidingen raken regelmatig verstoord, vaak door ongelukken. Soms heeft dat dramatische gevolgen. Begin 2024 werden nog vier internetkabels voor de kust van West-Afrika beschadigd, wat tot internetstoringen leidde in acht Afrikaanse landen. In Europa zal het niet noodzakelijk zo’n vaart lopen. “Heel wat Afrikaanse landen zijn enkel verbonden met één zo’n kabel”, vertelt Jasper Verschuur, assistent professor aan de TU Delft gespecialiseerd in infrastructuur. “In Europa is dat netwerk veel dichter. Er liggen veel verschillende kabels. Als er één wegvalt, dan kunnen anderen dat opvangen.”
Zo gingen er in november van 2024 twee internetkabels in de Baltische Zee kapot, mogelijk omdat een Chinees schip zijn anker erover sleepte. Dat leidde er niet toe dat het internet in de omliggende landen wegviel. Het vertraagde de verbinding simpelweg. Toch komen deze onderzeese netwerken steeds meer onder druk te staan. Dat die cruciale verbindingen kwetsbaar blijken voor sabotage of spionage is zorgwekkend.

“We steunen bijvoorbeeld veel meer op hernieuwbare energie, zoals zon en wind”, vertelt Verschuur. “Dat zijn energiebronnen die kunnen wegvallen, want soms is er geen zon of wind. Onderzeese kabels laten ons toe om energie te importeren uit regio’s waar er wel een overschot aan energie is. Als op zo’n moment een elektriciteitskabel doorgesneden wordt, dan kan dat voor prijsstijgingen zorgen of zelfs stroomstoringen.”
Verschuur haalt zo aan hoe in 2024 het Verenigd Koninkrijk te weinig energie opwekte om zijn vraag in te vullen. Op het laatste moment konden ze uit Denemarken energie importeren. “Op dat moment is een kabel een last resort”, vertelt Verschuur. “Mocht er daar een kabelbreuk gebeurd zijn, dan zaten ze in de problemen.”
Blind
De Nederlandse Defensie probeert daarom die infrastructuur beter te beveiligen met nieuwe technologie. Daarmee experimenteren ze in Scheveningen. Daar is het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC) gevestigd, een experimenteercentrum waar bedrijven hun technologie kunnen testen voor de ogen van allerhande betrokken overheidsorganisaties, zoals het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Kustwacht of Defensie. Dat gaat van onderwaterdrones die de zeebodem in het oog houden tot vliegtuigen uitgerust met sensoren die onder het wateroppervlak kunnen kijken. Dat doet Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Finland, Noorwegen en Zweden, allemaal landen die grenzen aan de Noordzee of de Baltische Zee, zeeën die ondiep en troebel zijn, en een sterke stroming kennen.
“We sluiten geen contracten af, maar laten zien welke oplossingen er zijn”, vertelt Carine Van Bentum, directeur van SeaSEC. “Zo hopen we dat de procedures versnellen. Een aanbesteding om een product aan te kopen betekent een hoop papierwerk. Het is traag en saai. Als je daarentegen kan kijken wat er al bestaat, dan is dat veel enthousiasmerend voor Defensie. Voor deze dreiging kunnen we geen jaren wachten om nieuwe oplossingen aan te kopen.”
Bij Defensie is het probleem alvast duidelijk. De grote aantallen netwerken in onze zeeën zijn kwetsbaar voor ongelukken, maar ook daadwerkelijke sabotage. “Er worden nu ankers over de bodem gesleept die kabels doorsnijden”, vertelt Van Bentum. “We hebben al een aantal schepen ontdekt die zigzaggend boven leidingen en kabels vaarden. Die schepen onderzoeken waar de infrastructuur exact ligt. Daarnaast is de Nord Stream opgeblazen. We dachten vroeger niet na over de kwetsbaarheid van deze infrastructuur. Dat bleek een fout. Andere landen hebben daar wel degelijk kwade intenties. Daar moeten we mee leren omgaan.”
Voor Van Bentum moeten we verschillende stappen nemen om die infrastructuur beter te beveiligen. De eerste is om een beter beeld te krijgen van wat er onder het wateroppervlak gebeurt. “Op dit moment zijn we blind onder water”, vertelt Van Bentum. “Bij Defensie zijn we het gewend om onderzeeboten of mijnen op te sporen. Maar dat is iets heel anders dan het monitoren van onderzeese infrastructuur. Een duiker die naar beneden gaat om kabels door te knippen, dat kunnen we vandaag maar moeilijk zien.”
SeaSEC faciliteert daarom experimenten met technologie om te kijken wat er onder het wateroppervlak gebeurt. “We moeten de zee transparant maken”, vertelt Van Bentum. “Nu zoeken we bedrijven die dat kunnen doen.”
Enkel technologie zal ons hier niet redden.”
Tegelijk gaat het ook breder dan dat. Door aanwezig te zijn in de Noordzee kan sabotage voorkomen worden. Een schip zal twee keer nadenken voordat ze een anker over een kabel slepen als ze weten dat een schip of drone hen in de gaten houdt. We moeten daarnaast ook nadenken over de gevolgen van sabotage. “We moeten als land tonen dat we, pakweg, een stroomuitval aankunnen”, vertelt Van Bentum. “Dan zullen andere landen minder snel geneigd zijn om zo’n kabel door te trekken. Tegelijk wil de NAVO ook dat we kabels sneller kunnen repareren, bijvoorbeeld door constant reparatieschepen op zee te hebben.”
Technologie zal belangrijk zijn om al die doelen te bereiken, maar het is niet de enige oplossing. “Het is belangrijk”, vertelt Van Bentum. “Ik ben een ingenieur van opleiding, dus ik ben natuurlijk optimistisch over technologie. Tegelijk moeten we breder kijken. Enkel technologie zal ons hier niet redden.”
Backscatter
Eén van de bedrijven die het troebele water van de Noordzee iets transparanter maken is Marlinks. Het Belgische bedrijf gebruikt glasvezelkabels om te kijken wat er onder het wateroppervlak gebeurt.
“We monitoren momenteel vooral elektriciteitskabels naar windparken”, vertelt CEO Roel Vanthillo. “Dat doen we niet op een klassieke manier, door er met een schip over te varen, maar met behulp van glasvezel. Glasvezel kan je gebruiken als sensor. We transformeren een datakabel dus in duizenden microfoons of temperatuurmeters.”
De meeste onderzeese elektriciteitskabels hebben ook glasvezel erin verwerkt, om communicatiesignalen door te sturen. Marlinks gebruikt één van die haarfijne glasvezels om te kijken wat er rond de elektriciteitskabel gebeurt. Ze kunnen bijvoorbeeld verschillen in temperatuur zien of naar geluiden rond de kabel luisteren. Vandaag gebeurt dat vooral om de staat van de kabel in het oog te houden, maar het zou ook gebruikt kunnen worden om schepen te observeren. Daarvoor gebruiken ze iets dat backscatter heet.
“Glasvezel is een quasi-perfecte geleider van licht”, vertelt Vanthillo. “Maar toch komt er een klein beetje lichtreflectie terug, wat backscatter heet. Dat gebeurt door kleine onvolmaaktheden in de glasvezel. Daarvan maken we gebruik, want de reflectie wordt ook beïnvloed door wat er rond de kabel gebeurt. We schieten een laser in de kabel en kijken wat we terugkrijgen. Door complexe modellen los te laten op die reflectie ontdekken we wat er op de zeebodem plaatsvindt.”
Die technologie ontwikkelden ze voor operatoren van offshore windparken, nog steeds hun voornaamste klanten. Toch komt er ook steeds meer interesse vanuit de defensiekant. Marlinks doet bijvoorbeeld mee aan DIANA, een accelerator voor technologiebedrijven geopereerd door de NAVO.
“Er is een zeer grote interesse”, vertelt Vanthillo. “Wat we nu gebruiken in een commerciële context heeft ook veiligheidstoepassingen. Glasvezel alleen zal de zeebodem wel niet kunnen beveiligen. We moeten naar sensor-fusion kijken. We moeten data uit een groot aantal bronnen met elkaar verenigen.”
Kritische vragen
Van Bentum maakt zich sterk dat we met zulke oplossingen onze onderzeese infrastructuur beter kunnen beveiligen. “Ik maak me ongerust, maar dan vooral omdat we nu snelheid moeten maken. De dreiging is er nu, dus we mogen niet twee jaar wachten voor we oplossingen introduceren. Ik ben van nature optimistisch. Ik heb vertrouwen dat we de nodige innovaties kunnen maken. Maar dat moet wel snel gebeuren.”
Er zijn heel wat kabels en leidingen gepland of in aanbouw. Toch wordt er in de planning amper gekeken naar sabotage en veiligheid.”
Tegelijk is veel die infrastructuur in private handen. Bij wie moet de verantwoordelijkheid terechtkomen voor een betere beveiliging? “De overheid moet hiervoor actie ondernemen”, meent Vanthillo. “In het luchtruim is er ook maar één partij verantwoordelijk voor het in de goede banen leiden van het verkeer. Dat de overheid een vergelijkbare rol opneemt voor de zee lijkt me niet meer dan logisch.”
Jasper Verschuur roept tegelijk op om ons beter voor te bereiden. “Er zijn heel wat kabels en leidingen gepland of in aanbouw”, vertelt hij. “Toch wordt er in de planning amper gekeken naar sabotage en veiligheid. Er worden daar nog veel te weinig kritische vragen over gesteld.”
Snelheid zal alvast van groot belang zijn. “Ik hoop zo snel mogelijk oplossingen te hebben”, besluit Van Bentum. “We hebben nu technologie nodig om onze infrastructuur te beveiligen. Als er morgen een grote sabotage plaatsvindt dan zijn we nog verder van huis. We moeten met bedrijven overgaan tot aanschaf. Tegelijk moeten we blijven innoveren. In Oekraïne duiken er elke twee tot zes weken nieuwe systemen op. Dat tempo moeten we leren bijhouden.”