Nederland kan veel meer biogrondstoffen produceren dan het nu doet, maar het zal niet genoeg zijn. Willen we straks niet alleen biobrandstoffen hebben voor onze vrachtsector en chemie, maar ook biobased bouwmaterialen voor onze huizen, dan zal de overheid nu keuzes moeten maken. De eenzijdige aandacht voor de energietransitie druist in tegen de adviezen waarop het kabinet haar beleid zegt te baseren.
Laat een braakliggend stuk land een paar jaar met rust, en het wordt groen. De natuur zorgt voor planten die fungeren als waterpompen, schaduwvoorzieningen, luchtverversers en huisvesting voor kleine wezens. Ze neemt stikstof op, filtert het water, biedt verkoeling en zet giftige verontreinigingen om in voedzaam groen. Gratis, zonder dat we er iets voor hoeven te doen. Marginale grond wordt weer rijk, en biedt op termijn weer zaken die mensen kunnen oogsten; hout, vruchten, noten, zaden, dieren.In grote landen waar de bevolking naar de steden trekt, kan zulke ‘rewilding’ een hele hoop zooi opruimen en nieuwe biogrondstoffen genereren, maar in een klein dichtbevolkt landje is het potentieel beperkt. Elk stukje groen heeft duizend functies: het moet CO2 opnemen, biodiversiteit herstellen en vooral ook veel grondstoffen produceren. Staatsbosbeheer onttrekt massaal stammen uit het bos, boeren dopen zich om tot biogrondstoffenproducent. Maar zelfs als we daar maximaal op inzetten, zal Nederland in 2050 maar een klein deel van haar eigen biomassabehoefte kunnen invullen, voorspelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar notitie ‘Beschikbaarheid biogrondstoffen in Nederland en de Europese Unie’. Ons kleine handelslandje produceert immers niet alleen voor eigen burgers, maar voorziet een groot deel van de wereld van voedsel en chemie.
Naftakrakers
In haar notitie volgt het PBL het beleid van de Rijksoverheid, benadrukt onderzoeker Bart Strengers. Uiteraard had het planbureau ook kunnen uitgaan van een krimpende economie die veel minder grondstoffen behoeft, of van een chemie die hele andere productieprocessen ontwerpt. Voor deze studie onderzocht het echter hoeveel biogrondstoffen nodig zijn als de bestaande industriële productieprocessen in 2050 vrijwel geen broeikasgassen meer uitstoten, en die industrie niet significant krimpt. Dat betekent dat je heel veel spullen in grote naftakrakers moet gooien – afgedankt plastic, maar ook veelgevraagd biomassa. In die krakers worden ze niet lichtjes opgeschuurd of omgesmolten, maar teruggebracht tot de koolwaterstoffen die de industrie nu nog uit fossiele bronnen haalt.
De beschikbaarheid van Nederlandse biogrondstoffen zal volgens het planbureau kunnen groeien tot maximaal 165 PetaJoule (PJ) in 2030 en 256 PJ in 2050 – hooguit een kwart van wat we nodig hebben als we onze chemie en transport ‘circulair’ willen kunnen noemen. De rest zou uit andere EU-landen moeten komen. Nederland zou daarbij aanspraak kunnen maken op haar ‘fair share’, gebaseerd op inwonersaantal of Bruto Nationaal Product.
Productieverhoging
Terwijl het PBL vooral keek naar de beschikbare duurzame biogrondstoffen voor elektriciteit, warmte, biobrandstoffen en de chemie, werkte onderzoeksbureau CE Delft aan een ‘Kennisbasis biogrondstoffen’ voor Natuur & Milieu. Door ook te kijken naar zaken als de productie van voedsel, komen zij op hele andere data uit. Als de veestapel krimpt zal er minder mest zijn, voorspelt CE Delft bijvoorbeeld, maar kunnen we veel meer biomassa halen van marginale gronden, uit tussengewassen in de landbouw en uit de zee. Nederland produceert volgens hun berekeningen nu al meer dan 165 PJ aan biogrondstoffen, in 2030 zou dat al 13% meer kunnen zijn.
We verwachten dat (…), biogrondstoffen in 2030 vooral worden ingezet in toepassingen met een lagere maatschappelijke waarde. Dit staat haaks op het duurzaamheidskader voor biogrondstoffen van de Nederlandse overheid (SER-advies) en op die van de EU.”
CE Delft, Kennisbasis biogrondstoffen 2024
Maatschappelijke waarde
Helaas vervliegt een groot deel van die productieverhoging weer op het moment dat we die grondstoffen omzetten naar eindproducten als biobrandstoffen, die maar half zo veel energie opbrengen als je erin stopt. Het tegenovergestelde kan gebeuren als je die gewassen gewoon op de akkers laat liggen: ze verrijken de grond, zodat die veel meer opbrengt, en al doende ook weer meer CO2 opneemt.
Reden dat de Sociaal Economische Raad in 2020 al kwam met het dringende advies de schaarse biobrandstoffen vooral in te zetten voor toepassingen met een hoge maatschappelijke waarde: wel voor bodemverbeteringen en bouwmaterialen, niet voor elektriciteitsproductie of stadsverwarming. Biobrandstoffen gelden daarbij als ‘overbruggingsoplossing’: een noodzakelijk kwaad dat we nodig hebben terwijl we overschakelen op nieuwe technologieën, groene waterstof of elektrificatie.
Consistent beleid
“De politiek bepaalt het tempo waarin stimulering van hoogwaardige inzet wordt opgebouwd en laagwaardig gebruik wordt afgebouwd”, stelde de SER bij de lancering van haar advies ‘Biomassa in balans’ in 2020. Het waarschuwde daarbij al wel dat de opbouw van die hoogwaardige inzet vraagt om een “helder, langjarig en consistent overheidsbeleid waar bedrijfsleven, arbeidsmarkt en onderzoekers op kunnen inspelen”.
Hoewel ‘Biomassa in balans’ geroemd wordt als basis van het regeringsbeleid over biogrondstoffen, trok diezelfde SER twee jaar later al aan de bel. De balans waarvoor ze in het rapport zo voor gepleit had, leek in de uitvoering volledig zoek. ‘Zonder versnelling van de grondstoffentransitie worden klimaatdoelen niet gehaald’, waarschuwde het. Nadat het kabinet met de stakeholders tot een uitvoeringsagenda was gekomen, bleek er veel meer aandacht voor de biobrandstoffen te zijn dan voor dat consistente beleid om juist hoogwaardig gebruik te stimuleren.
Perverse regels
Ondanks de aanstaande schaarste, worden planten vooral ingezet als bron van warmte en/of energie, in plaats van ze te gebruiken om huizen te bouwen of bodems mee te verrijken. In de Kennisbasis biogrondstoffen wijt CE Delft dit vooral aan de Jaarverplichting Energie voor Vervoer en de bijmengverplichting groengas voor de gebouwde omgeving. Alleen al om de nationale groengasdoelstelling van 1,6 miljard m3 per jaar in 2030 te realiseren zal straks ongeveer 161 PJ per jaar aan biogrondstoffen nodig zijn, stelt het onderzoeksbureau, bijna de helft van Nederlandse aanbod.
Het biogrondstofgebruik in de bouwsector zal waarschijnlijk te lijden krijgen van de opschaling van de biobrandstoffen, verwacht CE Delft. Tegen 2030 zal de afhankelijkheid van import toenemen door de sterk toenemende vraag naar biogrondstoffen. “Nederland zal meer biogrondstoffen moeten gaan importeren dan zijn ‘fair share’ van het mondiale aanbod om in de vraag te voorzien”, stellen de auteurs, “of het zal een deel van de biogrondstofvraag niet kunnen invullen.” De kans dat de transportsector op zo’n moment per direct zal afstappen van de biobrandstoffen, lijkt heel klein, dus zal het ten koste gaan van de ontwikkeling van nieuwe, hoogwaardiger, toepassingen.
Concurrerend beleid
Ondertussen lijkt het geduld van de SER steeds verder op te raken. Terwijl voor de energietransitie allerlei maatregelen worden doorgevoerd om fossiele bronnen te vervangen door hernieuwbare bronnen, wordt de grondstoffentransitie verwaarloosd, waarschuwde ze in 2023 nog maar eens.
“We zullen radicaal efficiënter moeten omgaan met grondstoffen, materialen en producten. Hergebruik, reparatie en recycling van producten en materialen worden deel van het dagelijks leven. Circulair grondstoffen- en materialengebruik vermindert ook de leveringsrisico’s uit geopolitiek instabiele landen, zoals China of Rusland.”
De energietransitie stuurt op het reduceren van CO2-emissies in Nederland, terwijl er door Nederlandse bedrijven enorme duurzaamheidswinst is te realiseren door elders in de keten minder primaire grondstoffen te gebruiken en daarmee de CO2-uitstoot buiten Nederland te reduceren.”
Sociaal Economische Raad 2022, ‘Evenwichtig sturen op de grondstoffentransitie en de energietransitie voor brede welvaart’.
Gebruik gewoon minder
Net als CE Delft, vreest de SER dat de onevenwichtige focus op de energietransitie ten koste gaat van veel hoogwaardiger gebruik van biogrondstoffen voor materialen in de chemie en de bouw. Bovendien vraagt de energietransitie om een grote hoeveelheid kritieke en zeldzame aardmetalen. De focus op CO2 uitstoot in Nederland kan ertoe leiden dat men bergen materialen de wereld over sleept, waarschuwt de Raad, terwijl veel meer duurzaamheidswinst te halen is door simpelweg minder primaire grondstoffen te gebruiken.
Duurzame hennepbouw vs. gesubsidieerde biodiesel
In 2023 zette de Nationale Aanpak Biobased Bouwen in op de teelt, verwerking en toepassing van vezelgewassen in de bouw, schrijft CE Delft. Rutte IV maakte 200 miljoen euro vrij in de hoop dat in 2030 tenminste 30% van de nieuwbouwwoningen gemaakt zou worden van minimaal 30% biobased bouwmaterialen, maar liet dat grotendeels aan de markt over.
Een van de beoogde gewassen is hennep, een plant waarmee je onder meer vezelproducten, medicijnen, voedselproducten en biodiesel kan maken. Dat is een risico voor de bouwsector: als er meer betaald wordt voor de biodiesel, gaan henneptelers hun planten aan de mobiliteitssector verkopen, ook al leidt dat tot veel minder efficiënt biogrondstofgebruik vanwege de conversieverliezen. Stimuleringsmaatregelen op laagwaardige biobrandstoffen leiden zo tot frustratie van hoogwaardiger toepassingen.
Je las zojuist een gratis premium artikel op TW.nl. Wil je meer van dit? Abonneer dan op TW en krijg toegang tot alle premium artikelen.