Pakweg de helft van alle bouwmateriaal bestaat uit beton. De productie daarvan zorgt voor veertig procent van ons energieverbruik en ruim 1/3 van onze CO2-uitstoot. De boosdoener? Cement. Twee Nederlandse R&D bedrijven zijn al ruim tien jaar bezig met CO2-arme cementvervangers. Sqape is voortgekomen uit de betonindustrie, VSGM wint kalksteenmeel uit afvalslib. Beiden claimen een CO2-reductie tot tachtig procent.
De klassieken wisten het al: als je zeewater en zand met kalk en/of tras (fijngemalen tufsteen) in een bepaalde verhouding mengt, ontstaat beton. Meer dan tweeduizend jaar later staan hun aquaducten en tempels er nog steeds (recent onderzoek van het MIT heeft uitgewezen dat zeewater met ongebluste kalk een zelfherstellend vermogen voor beton oplevert). Nu doet de industrie dat anders. Ze verhitten calciumcarbonaat (CaCO3) tot ver boven de 1000 °C op zodat het in calciumoxide (CaO) uiteenvalt en mengen dat met bindmiddelen, toeslagmaterialen en andere hulpstoffen. Dat proces kent een hoge milieuprijs: de productie van een kilo cement staat gelijk aan een kilo CO2-uitstoot. In het betonakkoord (2018) is de intentie uitgesproken om die uitstoot in 2030 in de keten met 49% te verminderen.
Het is dus geen wonder dat de industrie naarstig op zoek is naar minder belastende manieren om beton te produceren. Dat kan door secundair toeslagmateriaal te gebruiken, de mengselsamenstelling te veranderen of het bindmiddel te wijzigen. Neem vliegas of bodemas die bij nog geen 70 °C uithardt, ijzercarbonaat, reststromen uit de landbouw (zoals verbrande resten van suikerriet) of geopolymeren. Bij die laatste toepassing grijpt men deels terug op de klassieken: ook geopolymeren bestaan tufsteen of assen, gemengd met een alkalische oplossing en mineraal bindmiddel.
Verder lezen?
Log in of abonneer je op TW om verder te lezen.
Klik hier en krijg direct toegang tot de premium-artikelen.