Achtergrond

“Het is simplistisch te denken dat de transitie slechts één kantelpunt kent”. Interview met Derk Loorbach (DRIFT)

© Atelier GroenBlauw. EVA Lanxmeer, de oudste energie-coöperatie van ons land.

Het huidige systeem raakt steeds meer uit evenwicht, van energie en bouw tot voedsel en democratie. DRIFT (Dutch Research Institute for Transitions), een sociaal onderzoeksbedrijf van de Erasmus Universiteit Rotterdam, draagt alternatieven aan. ‘Het is simplistisch te denken dat de transitie slechts één kantelpunt kent’, zegt prof. dr. Derk Loorbach, oprichter en directeur van DRIFT.

DRIFT viert dit jaar het 20-jarig bestaan. Sinds het begin van de eeuw is de onderneming uitgegroeid tot toonaangevend onderzoeksinstituut op gebied van transities naar een rechtvaardige en duurzame samenleving. Het instituut kent een enigszins rommelige ontstaansgeschiedenis waarin indertijd veel onduidelijk was. In een lange, veelzeggende inleiding licht Loorbach een tip van de sluier op.

‘Rond de eeuwwisseling ontstond onder beleidsmakers en wetenschappers een discussie over complexe problemen en de noodzaak om tot een andere aanpak dan via beleid of markt te komen. Rond die tijd was ik aan de universiteit van Maastricht bezig met mijn proefschrift ‘de staat van de regio’ over de driehoek Maastricht – Aken – Luik, steden in de periferie waarin, op een klein gebied, zo’n vier tot vijf miljoen mensen wonen. Die gingen met hun vragen direct naar Brussel en omzeilden zo de natiestaat, het centrale gezag. Veel bestuurskundigen vonden dat problematisch. Ze noemden dat het democratisch tekort, terwijl het gewoon een andere vorm van democratie in de netwerksamenleving is.’

Derk Loorbach, directeur van DRIFT.

Maastricht is, zeker in wetenschappelijk opzicht, een kleine stad. Loorbach kwam na de eeuwwisseling in contact met prof. Jan Rotmans en Marjolein van Asselt, indertijd de directeuren van ICIS (International Centre for Integrative Studies). Die vonden zijn proefschrift verfrissend, brachten hem op het spoor van transitiemanagement en gaven hem enkele keren een tijdelijk contract. ‘Hoewel transitie prominent in het NMP4 (Nationaal Milieubeleid Plan) van het toenmalige Ministerie van VROM stond, wist eigenlijk niemand wat het was’, lacht Loorbach.

‘Tijdens talloze treinreizen tussen Maastricht, Rotterdam en Den Haag’, vervolgt hij, ‘wisselden Jan en ik van gedachten over hoe we de principes van sturing en transitiemanagement praktisch konden maken, Jan vanuit zijn achtergrond van complexiteit en modelleren, ik meer vanuit sociale wetenschappen, duurzaamheid en activisme. Transitieonderzoek was er toen nog niet, wel had ICIS een BV voor adviesprojecten die bezig was met scenario-studie voor Parkstad Limburg, een samenwerkingsverband van Heerlen, Sittard en een aantal kleine kernen. Dat project hebben we toen gekaapt en gezegd ‘dat gaan we vanuit een transitiearena doen’, met koplopers die ook echt kunnen nadenken over transities vanuit een sociaal leerproces, en voldoende experimenteerruimte waarin we op kleine schaal de methodologie kunnen ontwikkelen. Enkele jaren later werd vanuit die gedachte DRIFT opgericht.’

De x-curve van transitiepunten.

Goed, wat is volgens jou de definitie van een transitie?

‘Transities zijn schoksgewijze, niet-lineaire overgangen van de ene naar de andere toestand. In de systeemdynamica en mathematica spreekt men sinds Henri Poincaré (1854 – 1912) van bifurcatiepunten wanneer een kleine verandering in de parameters van een systeem een plotselinge verandering veroorzaakt. Maatschappelijk gezien duurt een transitie een of meerdere generaties. Kleine, kwalitatieve veranderingen kunnen niet langer worden opgevangen waardoor het sociale systeem steeds meer uit evenwicht raakt. Wij ervaren dat als chaotisch terwijl het kantelpunten zijn, hetzij naar ineenstorting en afbraak, hetzij naar een nieuwe, hogere orde. Het is te simplistisch om te veronderstellen dat maatschappelijke transities één kantelpunt kennen. Wij zien het meer als een proces waarin de toenemende druk leidt tot een relatief korte fase met meerdere kantelpunten.’

Kan je daar een voorbeeld van geven?

‘De huidige landbouwparagraaf in het hoofdlijnenakkoord probeert een aantal zaken terug te draaien of uit te stellen. Daarmee zetten ze het regime vanuit een systeemdynamisch perspectief nog verder vast in een niet vol te houden model. Dat kan je niet ontkennen, niet tegenhouden. De negatieve impact van ons landbouwsysteem is een gegeven. Hoe harder je je verzet, des te groter de klap straks wordt. Partijen in het huidige regime weten zich niet aan te passen aan de veranderende omstandigheden, waardoor de veerkracht afneemt en de transitie ook onvermijdelijk wordt. De manier waarop de reguliere landbouw met onze natuur en biodiversiteit omgaat, speelt daar een belangrijke rol in.’

Hoe harder je je verzet, des te groter wordt de klap”

Van energie en bouw tot voedsel en democratie: op welk gebied zijn de laatste twintig jaar, qua transitie, de meeste vorderingen geboekt?

‘Bij energie zie je dat de druk vanuit de omgeving op de fossiele industrie enorm is toegenomen, door protesten en klimaatrechtszaken. De industrie ziet zelf ook wel in dat ze er niet meer uitkomen. Zeker qua elektriciteit zien we nu een snelle omschakeling. Al vanaf de start van DRIFT maakten we duidelijk dat deze transitie meer is dan een technisch innovatieproces. We zijn heel erg bezig geweest met het versterken en ondersteunen van energiecoöperaties en het aandragen van alternatieve oplossingen als lage temperatuurwarmte. Sinds 2012 zetten we ook in op een rechtvaardig systeem en verstandig gebruik van grondstoffen. Je kan immers wel een technologische transitie doormaken, maar als je tegelijkertijd een privaat verdienmodel in stand houdt en dat leidend laat zijn, dan schiet het met energiebesparing, besparing op grondstoffen en het verlagen van de prijs voor de eindgebruiker niet echt op.’

Kan je dat verduidelijken?

‘Je zal echt anders moeten gaan bouwen, meer vanuit het collectief en op lokale schaal. Door de uitfasering van aardgas is de hoofdroute tot nu toe geweest om warmtenetten door grote private partijen aan te leggen. Dat is weliswaar emissieloos voor de eindgebruiker maar ze halen hun energie voor het grootste deel uit restwarmte of fossiele bronnen. Niet bepaald duurzaam dus. Een soortgelijke ontwikkeling zie je ook bij wind en zon. De rijksoverheid subsidieert vooral grootschalige wind- en zonneparken. Vanuit oogpunt van rechtvaardigheid is dat precies hetzelfde verdienmodel als men eens voor kolencentrales hanteerde.’

‘Als DRIFT laten we zien dat er goede alternatieven zijn, een economisch institutioneel model waarin burgers weer mede-eigenaar kunnen worden. Organiseer je dat lokaal, dan heb je veel lagere transportkosten en minder verbruik. De denkfout die men binnen de overheid maakt, is dat transport amper iets kost. Het meest wenselijk, zowel in economisch als sociaal opzicht, is dat je zo min mogelijk energie verbruikt en die vervolgens zo dicht mogelijk bij de consument opwekt én afzet. Daarover willen wij het gesprek aangaan met ministeries, bedrijven en netbeheerders: om juist die mentale en juridische blokkades in beeld te brengen.’

‘Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, vanaf Thatcher en Reagan, is de neoliberale gedachte tot diep in de haarvaten van de samenleving doorgedrongen. Kapitaalkrachtige particulieren hebben tot voor kort behoorlijke subsidies op zonnepanelen en elektrische auto’s gekregen terwijl mensen met lagere inkomens in huurwoningen jarenlang moeten opboksen tegen woningcorporaties om überhaupt iets voor elkaar te krijgen. Collectief geld wordt gebruikt om private consumptie te vergroenen. Ik begrijp goed dat mensen boos zijn, en dat is volkomen terecht: transitiebeleid gaat veel te weinig over een fundamentele economische verandering. We hebben nu een kabinet dat een einde maakt aan dat soort vergroening en tegelijkertijd heel zichtbaar maakt welke gevestigde belangen beslist geen transitie willen.’

Laten we even terugkeren naar de landbouw- en voedseltransitie. Welke positieve ontwikkelingen zie je?

‘De reguliere landbouw in ons land is verworden tot een instrument voor financiële groei van weinigen ten koste van velen en onze onmiddellijke omgeving. Denk aan pesticiden, fungiciden en bestrijdingsmiddelen die tot steeds meer gezondheidsproblemen en ziekten als Alzheimer onder vooral de landbouwers leiden. Dat is het einde der dingen.’

‘Het kan ook anders: met regeneratieve landbouw, voedselbossen, bio-ecologische productie. Weinigen staan erbij stil dat grond niet altijd privé-eigendom is geweest. In de Middeleeuwen lag rond dorpen en steden de ‘meent’ (waar ons woord ‘gemeenschap’ vandaan komt, red). Die grond was van iedereen, werd gebruikt om schapen en vee te weiden, bloemen te plukken, bessen te oogsten. Dat idee zie je momenteel terugkomen in regeneratieve gemeenschapsboerderijen zoals Lenteland. Burgers nemen daarbij een aandeel in de grond van een boerderij en mogen de vruchten daarvan – letterlijk – plukken.’

‘Al decennia’, vervolgt hij, ‘is bewezen dat we voedsel kunnen produceren zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Met regeneratieve landbouw, voedselbossen en bio-ecologische productie herstel je de bodem, breng je de biodiversiteit terug en krijg je net zo goede opbrengsten. De overheid kan bijvoorbeeld zeggen, analoog aan de wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog, dat we ons platteland de komende vijftien jaar ombouwen tot een gezonde omgeving, met betere arbeidsomstandigheden voor de boer, en met een grotere betrokkenheid voor burger en consument. Dat is een totaal andere manier van polderen.’

© Irene Goede. De lagen van een voedselbos.

Collegae en familie zeggen dat je een geluksvogel bent…

‘Daar zit wel wat in. Ik ben geprivilegieerd, kom uit een stabiel nest en heb een goed stel hersens meegekregen; heb me nooit zorgen gemaakt over mijn toekomst. Toen ik in 2000 met Jan Rotmans en transitiebeleid kennis maakte, viel ik met mijn neus in de boter. Onderzoek en analyse, op basis van wetenschap, vind ik gewoon leuk. Daar haal ik mijn energie uit. Van nature heb ik de neiging om een hoek verder te kijken, vooruit te struikelen en bepaalde ontwikkelingen ter discussie te stellen. Kritisch zijn is voor mij een wetenschappelijke plicht.’

Kritisch zijn is een wetenschappelijke plicht”

Aan de andere kant zeggen ze dat je een rebels karakter hebt en intern, op universitair niveau, mensen tegen de haren in strijkt.

‘O, is dat zo?’ lacht hij. Innemende, donkere stem. ‘DRIFT onderzoekt verschillende transities naar een gewenste toekomst in en met de praktijk. In feite zouden alle wetenschappers dat moeten doen. De laatste vier jaar ben ik bezig geweest om de theorie van transitiemanagement ook toe te passen op de transitie van de universitaire wereld. Jarenlang heb ik me netjes gedragen om de negatieve beeldvorming, waar DRIFT aanvankelijk last van had, te doen verdwijnen maar het lukte niet. Het project ‘design impact transition’ hebben we op academisch niveau noodgedwongen niet gecontinueerd. Door pure onwil.’

’t Gagel in Lochem, met 45 hectare de grootste Lenteland boerderij.

In zijn woorden klinkt enige frustratie door. ‘Wie uitgaat van oneindige groei is óf gek óf een rigide econoom. Bedrijfs- en bestuurskundigen beschrijven het bestaande systeem en doen voornamelijk aanbevelingen tot optimalisatie. Die zijn in deze stad leidend. In Rotterdam heerst een schrijnend gebrek aan reflectie op de democratische institutionele crisis. Andere universiteiten, ook in het buitenland, zijn er veel vooruitstrevender mee bezig, er zijn genoeg voorbeelden van een ander soort wetenschap die meer toekomst- en transitiegericht is. Het is gemakkelijk te zeggen dat ik activistisch ben, want dan kan je gewoon doorgaan volgens oude patronen en je kop in het zand steken, dan hoef je niet het gesprek aan te gaan.’

Wat ligt daar volgens jou achter? In Fryslân is de term ‘landschapspijn’ gemunt over het verdwijnen van biodiversiteit…

‘Transitiepijn is een ander woord. In mijn oratie tien jaar geleden sprak ik over het ministerie van afbraak. Daarvoor hebben we geen strategie, geen beleid, geen instrumenten. Maar steeds meer mensen voelen die pijn, zijn minder vlees gaan eten, investeren in zonnepanelen en accepteren dat we ook andere wegen kunnen kiezen. Na de acceptatie van pijn en verlies komt de fase van transitieplezier en perspectief. Er kan iets beters voor in de plaats komen.’

Na acceptatie van verlies komt de fase van plezier en perspectief”

Op welke manieren?

‘Als je met minder bezit genoegen neemt en collectieve intelligentie laat werken, dan kan je loskomen van het extractieve, centralistische model dat ons tegenwoordig gevangen houdt. Dat geeft lucht, vrijheid en ruimte. Er zijn momenteel goede organisatievormen om onze basisbehoeften in te vullen. Daarvoor hebben we ook nieuwe financiële modellen die uitgaan van maatschappelijke meerwaarde in plaats van private winsten voorop te stellen. Steeds meer mensen passen hun gedrag daarop aan. Daar liggen grote kansen, ook qua investeringen en rendement.’

‘Laat me een voorbeeld geven. Zo’n tien jaar geleden stelde Rivierenland, het samenwerkingsverband van acht gemeenten in Gelderland, vast dat hun regio zich niet verder kon ontwikkelen zonder een goed glasvezelnet. Private glasvezelkabelaars wilden dat niet oppakken. UBRivierenland, het publieke glasvezelnetwerk, heeft tot het Europees Hof moeten procederen omdat het van staatssteun werd beticht. Nu ligt er, met name in het buitengebied, een net waarvoor mensen dezelfde prijs als de marktprijs betalen maar zonder aansluitkosten. De investeringen in de infrastructuur zijn er na vier, vijf jaar uit. Op die manier blijft de nutsvoorziening in handen van de bewoners en hoeven ze niet bang te zijn dat het netwerk na verloop van tijd aan een private partij wordt verkocht. Dan krijg je een renderend model waarvan de samenleving profiteert.’

Welke tips heb je voor technici en wetenschappers?

‘Transitieprocessen zijn vrij autonome lange golfbewegingen waardoor we steeds dichter tegen de problemen aanlopen. Tot we uiteindelijk in een andere fase schieten, en dat gaat behoorlijk snel. Mijn vrees is dat, als we elkaar echt zo lang gevangenhouden, dat het tot een enorme crash leidt, ecologisch, economisch en sociaal. Sandra Phlippen, hoofdeconoom van ABN AMRO, stelde recent vast dat als we op de huidige weg doorgaan, het op termijn twintig procent van ons BNP kost terwijl klimaatmaatregelen slechts twee procent van het BNP bedragen.’

‘Die rationele constatering’, besluit hij, ‘gaat ons echter niet veel verder helpen. De huidige chaos en instabiliteit in onze maatschappij kan wel een zetje zijn om de verantwoordelijkheid te nemen en mee te helpen aan het op- en uitbouwen van alternatieven, van transitieplezier en daarmee ook op het perspectief van een minder harde landing.’


Je las zojuist een gratis premium artikel op TW.nl. Wil je meer van dit? Abonneer dan op TW en krijg toegang tot alle premium artikelen.


 

Onderwerp:
InnovatieInterview

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten