Achtergrond

Hoop op hergebruik: circulair modelgebouw bestaat vooral uit nieuw materiaal

Het HAVEP-magazijn, gezien vanuit het terras van haar circulaire hoofdkantoor. Foto: Klaartje Jaspers, 2024

Door de toenemende druk op natuurlijke hulpbronnen is hergebruik geen keuze meer, weten bouwers en de beleidsmakers, maar pure noodzaak. Toch blijken veel nieuwe modelgebouwen vooral uit nieuwe materialen te bestaan. TW ging op bezoek bij Nederlands grootste ‘circulaire’ utiliteitsgebouw: het houten HAVEP-hoofdkantoor in Goirle, bestaande uit een kantoor van 3.000 m² en een magazijn van 6.000 m² groot.

Wie bij het benaderen van een ‘circulair’ gebouw verwacht een collage aan hergebruikte materialen te zien, komt bij een bezoek aan het nieuwe HAVEP-hoofdkantoor bedrogen uit. Inderdaad, de stalen staanders voor de zonwering komen uit hun oude pand, net als de zonnepanelen op het dak en de hardhouten gevelbekleding. Verreweg het grootste deel van het pand bestaat echter niet uit tweedehands spullen, maar uit maagdelijke materialen die na gebruik weer herbruikbaar moeten zijn: hout dat niet verlijmd wordt maar geschroefd, mobiele tussenwanden die je na gebruik weer mag inleveren bij de leverancier. Kieren worden niet gedicht met het giftige PUR, maar met verwijderbare eco-strips.

‘Meest circulaire utiliteitsgebouw van de Benelux’

Dit is het meest circulaire utiliteitsgebouw van de Benelux, claimt dienstdoend architectenbureau Paul de Ruiter op haar website. Het minimaliseren van haar milieuschade was een belangrijke doelstelling voor opdrachtgever HAVEP, een grote fabrikant van duurzame werkkleding. Bij de selectie van materialen letten we op drie dingen”, legt architect Joris Korbee uit, “een lage milieuimpact, onderhoud en losmaakbaarheid. ”Die beperkte milieuschade kan op veel manieren bereikt worden: met hergebruikte onderdelen, met isolatiemateriaal van oude spijkerbroeken of lokale planten als vlas, maar ook met nieuwerwetse materialen met een mooi milieucertificaat.

Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de milieuvriendelijk verduurzaamde raamkozijnen van HAVEP’s buurman Frank. Door hout in een soort azijnoplossing te leggen, ontdekte hij, hoeft het niet meer geïmpregneerd te worden. Dat betekent mooie houten kozijnen, makkelijk verzaagbaar, zonder nare chemicaliën.

Het nieuwe HAVEP-hoofdkantoor in Goirle. Foto: Klaartje Jaspers 2024.

Losmaakbaarheid

Het gebruik van verduurzaamd hout is mooi, maar zou alsnog in CO2 omgezet worden als het na het gebruik van het pand weer in de oven verdween, zoals nu met veel sloophout gebeurt. Om ervoor te zorgen dat dit soort materialen in de toekomst een tweede leven krijgen, is de losmaakbaarheid van de onderdelen essentieel. Als de verduurzaamde kozijnen vastgelijmd zouden worden, kan niemand ze later opnieuw gebruiken. Door ze te schroeven, kan dat wel. Enorme bouten in de houten balk constructies tonen dat het pand als een soort lego-constructie in elkaar zit. Alle onderdelen moeten in principe verhuisbaar zijn, mocht iemand ze in de toekomst opnieuw willen gebruiken.

Gebrek aan standaardconstructies

De Nederlandse regering wil in 2050 een volledig circulaire economie hebben. Om dat te bereiken, is het Grondstoffenakkoord uit 2017 op dit moment leidend, stelt het Planbureau voor de Leefomgeving in haar recente achtergrondrapport ‘Kenmerken, voorraad en materiaalketens van de bouw’. Maar terwijl er steeds meer regels zijn die hergebruik verplichten, zijn er bijvoorbeeld nog geen afspraken voor gestandaardiseerde constructies die ervoor zorgen dat de enorme houten balken uit de HAVEP-hal straks ook echt in toekomstige houtskeletten passen.

Materiaalvoorraad in Nederlandse gebouwen per bouwcohort en gebouwtype, 2018. Uit: Oorschot J. van et al. (2022) in ‘Kenmerken, voorraad en materiaalketens van de bouw ’Planbureau voor de Leefomgeving 2024.

Wie ziet hoeveel materialen opgeslagen liggen in bestaande gebouwen, realiseert zich dat Nederland enorme voorraden heeft, maar we die vaak niet hoogwaardig kunnen gebruiken – juist omdat ze destijds niet voor hergebruik gemaakt waren. Het gebruiken van een oude baksteen als een nieuwe baksteen kan immers wel, maar het kost enorm veel moeite, tijd en energie om die baksteen uit te bikken, bij te schuren en weer in te passen. Het vermalen tot puin is zoveel makkelijker dat stenen nu meestal als laagwaardig materiaal in de grond-, weg- en waterbouw terecht komen.

Projectleider Winfried Rooswinkel (links) en architect Joris Korbee (rechts) op de vide in het HAVEP-magazijn. Foto: Klaartje Jaspers 2024.

Leefbaarheid

Hoewel de toekomst van haar onderdelen nog niet zeker is, is het ondertussen in het HAVEP-hoofdkantoor wel goed toeven. Het hout domineert het hele pand. In het kantoor vormt het niet alleen de dragers van de constructie, maar bijvoorbeeld ook de ronde omlijning van twee grote glazen dakkoepels waardoor het daglicht rijkelijk naar binnen valt. Zelfs het enorme magazijn voelt opmerkelijk warm en knus aan. Geen holle, schelle geluiden die afketsen op koude, harde oppervlakken, maar gedempte stemmen op zachte materialen. Met dit soort mensvriendelijke werkomgevingen bespaart een werkgever heel veel op ziekteuitval en verzuim, weet Joris. Het is een van de posten waardoor opdrachtgevers hun extra investering in een circulair gebouw vaak onverwacht snel terugverdienen.

Wie ziet hoeveel materialen opgeslagen liggen in bestaande gebouwen, realiseert zich dat Nederland enorme voorraden heeft, die we niet hoogwaardig kunnen gebruiken, omdat gebouwen niet voor hergebruik ontworpen werden.”

Ook het licht maakt het gebouw prettig. De schuine sheddaken verwijzen nog naar het voormalige bedrijfspand uit 1888. Ze hebben ramen op het noorden en dichte dakdelen op het zuiden. Die zuidoriëntatie is goed voor het rendement van de hergebruikte zonnepanelen die er op liggen, vertelt Korbee, terwijl de ramen op het noorden het daglicht toelaten zonder het gebouw op te warmen. Een aangename bijkomstigheid in een magazijn dat volgens de voorschriften niet eens ramen hoeft te hebben.

Steile leercurve

Aan de muur prijkt een bord met alle bouwmaterialen die HAVEP’s projectleider Winfried Rooswinkel tijdens de bouw overwoog. Het is een enorm steile leercurve geweest, vertelt hij enthousiast, waarbij hij buren en collega’s voortdurend heeft moeten ondervragen. Het gebouw moest immers niet alleen ecologisch duurzaam zijn, maar ook sociaal. Om de bewoners van het naastgelegen straatje net zo gelukkig te houden als zijn medewerkers, verwelkomde hij hen op zaterdagen met koffie, ranja, koekjes en een helm, en zorgde hij ervoor dat een braakliggend bosje een stukje groen voor de hele buurt werd.

Bord met bouwmaterialen die overwogen werden voor de bouw. Foto: Klaartje Jaspers 2024.

Daarnaast moest het gebouw zo ontworpen worden dat het in de toekomst voor meerdere doelen te gebruiken is. De binnenkant van het kantoordeel bestaat daarom uit verschuifbare wanden. Dat had zo zijn consequenties. “Bij traditionele bouwmethodes kan je de installateur gewoon zijn werk laten doen. Dat was nu wel anders”, lacht de projectleider, “Alleen de buitenwanden, het plafond en de vloer hadden een vaste plek. Dus daar moesten alle installaties in; de stopcontacten, de verwarmingselementen, het licht, de ventilatie en sprinklers. Hadden we de installateur de vrije hand gegeven, dan zouden alle houten balken zijn doorboord, en hadden die nog veel dikker moeten worden om de benodigde draagkracht te behouden.”

Ontwerp in stippellijnen

Ook de betrokken architecten moesten anders leren werken, bewijzen de tekeningen die Korbee op tafel legt. Waar traditionele bouwtekeningen vaste lijnen hebben, staan hier onderdelen met stippellijntjes op. Ze duiden de plek van hergebruikte planken uit de karakteristieke Tripolis gebouwen op de Amsterdamse Zuidas. Het donorgebouw wordt gerenoveerd en wil van het bijzondere iroko hardhout af. Omdat het uit Afrikaanse regenwouden komt, zouden duurzaam werkende architecten het normaliter nooit gebruiken, maar in het hergebruik zag het team een gouden kans.

Al snel bleek dat elke gevelplank weer net iets anders was. Om het donorhout te kunnen verwerken, moest iedere gevelplank individueel ingepast en uitgewerkt worden.“Elke plank had een keihard plankje met een spijker erachter”, herinnert Rooswinkel zich. “Uiteindelijk hebben we besloten dat met de hand van elke plank af te frezen. Ontzettend veel werk, maar de gerecyclede look is deel van het visitekaartje.”

Duur visitekaartje, met effect

Het pand mocht ongeveer 1,7 keer meer kosten dan een standaardgebouw van die grootte, het gaf de fabrikant van duurzame werkkleding wel de boodschap die ze belangrijk vinden. “De baas wilde een rolmodel zijn. Hij zei dat hij al tevreden zou zijn als onze duurzame aanpak tenminste door 1 ander bedrijf overgenomen werd”, vertelt de projectleider. “Inmiddels weet ik er al vier”.

Hout: wondermiddel of simpelweg vermoorde plant?

Op dit moment wordt hout, net als andere biobased materialen, vaak beschreven als een CO2-negatief of CO2-neutraal materiaal. Daarmee wordt niet bedoeld dat het in de bouwconstructie nog CO2 opneemt, maar dat het dat deed in de periode dat de plant nog leefde.

Of je die CO2 van biogene oorsprong mag weglaten bij de berekening van de milieuprestatie van een gebouw, staat ter discussie. De plant absorbeerde immers het CO2-overschot dat we eerder al uitstootten, en die absorptie wordt gestopt op het moment dat de plant geoogst wordt. Sterker nog: bij de kap van de meeste bomen die we momenteel voor de bouw gebruiken, komen enorme hoeveelheden CO2 vrij. Niet alleen voor de oogst, het transport en de verwerking, maar ook omdat de resterende wortels en de grond daaromheen na de kap afsterven en vaak nog jaren CO2 blijven afgeven.

Om dat te voorkomen, kan je werken met hout van bomen die na de kap weer verder kunnen groeien, zoals wilgen, kastanjes, zwarte acacia’s, elzen, essen, iepen, eiken, platanen, lindes en hazelaars. De snoeitechnieken die je daarbij gebruikt zijn heel gangbaar in veel Afrikaanse gebieden, en zeker niet nieuw. Zo zou Henry de Achtste ze al verplicht hebben gesteld op ontboste percelen, en ontwikkelden de Japanners tijdens een tekort aan bouwmaterialen in de 14e eeuw al de ‘daisugi’-methode, een bonsai-techniek om meer rechte takken uit grote sikkelcipressen te kunnen halen. De dikke stam en de oude onderste takken worden daarbij zo gesnoeid dat ze heel veel verticale waterloten produceren, die op hun beurt geoogst kunnen worden als kaarsrecht bouwmateriaal.

Onderwerp:
BouwDuurzaamheidEnergietransitie

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten