Achtergrond

Verdrinkingsdood door vergunningsnood?

© iStock
© iStock

Woonboten die kapot slaan tegen bruggen, dijkbewaking bij het Markermeer. Terwijl een groot deel van de Nederlandse dijken niet meer toekomstbestendig blijkt, slinkt de voorraad klei waarmee we ze maken. Hoe kan een rivierdelta een kleitekort hebben, en wat zijn de alternatieven?

Dat de leveringszekerheid van veel zeldzame aardmetalen en kritieke mineralen voor elektronische componenten problematisch is, wist Rijkswaterstaat wel, maar hoe zat het eigenlijk met de klei waarmee we onze dijken bouwen? Om te voorkomen dat Nederland de komende jaren gekenmerkt wordt door zwemmende koeien en overstroomde steden, is die cruciaal. Toch lijkt de overheid zelf het grootste obstakel bij de winning ervan.

‘Hernieuwbaar’

Nederlandse rivierklei komt voor een groot deel uit de bergen van onze oosterburen. Het oude gesteente erodeert en het residu wordt door de rivieren meegenomen om vervolgens als de kleine kleideeltjes neer te dalen in onze uiterwaarden. Willen we ervoor zorgen dat de rivieren genoeg ruimte hebben om niet te overstromen op dichtbevolkte plekken, dan moeten we die uiterwaarden voortdurend leegscheppen.

Zolang we de Alpen nog niet zien krimpen, beschouwt Nederland de klei als een welkome hernieuwbare grondstof, gratis aangevoerd door onze buren. Een snelle blik op bodemdata.nl leert dat ongeveer de helft van ons land bestaat uit kleigronden. Die klei zelf is meestal een stuk goedkoper dan het vervoer ervan. Toch betalen we om het uit verre landen te halen. Hoe kan dat?

Gebrek aan data

Omdat de uitgebaggerde klei wordt geregistreerd als ‘grond- en baggerspecie’, hebben we eigenlijk geen goede data over de hoeveelheden die we tot onze beschikking hebben, stelt het Economisch Instituut voor de Bouw. Dat terwijl de jaarlijkse vraag naar klei voor dijkversterking de komende jaren zal verdubbelen. Willen Rijkswaterstaat en de Waterschappen voor 2050 1500 kilometer dijken versterken, zoals het Nationaal Deltaprogramma van 2021 voorschrijft, dan zouden ze in 2030 naar verwachting 3,9 Mton aan schone klei uit erosiecategorie 1 nodig hebben – 2.2 Mton méér dan ze in 2019 gebruikten.

© kleivoordijken.nl, Depot Dijkenklei.

Rijkswaterstaat vroeg onafhankelijk onderzoeksbureau CE Delft om uit te zoeken wat voor risico’s ze konden verwachten rondom de leveringszekerheid van dit soort cruciale grondstoffen, en welke circulaire toepassingen ze konden gebruiken om die risico’s te verminderen. “Als je vooraf goed ontwerpt, zijn er heel veel mogelijkheden om asfalt, beton, zink en staal opnieuw te gebruiken”, constateert CE Delft’s projectleider Marijn Bijleveld. “Met klei is het een ander verhaal. Je graaft immers geen oude dijk af om een nieuwe neer te zetten, je hebt ze allebei nodig.”

© CE Delft, Marijn Bijleveld, projectleider onderzoeksteam

‘Circulaire misvattingen’

Bijleveld en haar team gingen aan de gang met bestaande literatuur, en trokken er op uit om sleutelpersonen te interviewen. Eén van hen was Leonie van der Voort: directeur van Cascade, de branchevereniging van zand- en grindproducenten, maar ook bioloog en moeder van twee dochters die ooit ook nog graag een huis willen.

“Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen tegenstander van de circulaire economie!”, verklaart Van de Voort later over de telefoon, “maar we hebben echt veel meer bouwmaterialen nodig dan we uit sloop kunnen halen. Leuk dat politici alles van hergebruikt materiaal willen maken, maar waar halen we dat vandaan? Biobased, in een delta? Misschien voor isolatie, aan de binnenkant. Aan de buitenkant gaat dat hier rotten, en de bossen staan al onder druk.”

“We hebben in Nederland geen gebrek aan klei, maar een gebrek aan vergunningen om klei te winnen”, benadrukt Van der Voort. Ze voorziet een scenario waarbij de stikstofcrisis verbleekt: een gebrek aan materialen dat de bouw van huizen onmogelijk maakt, het herstel van onze infrastructuur lam legt en de energietransitie verhindert. “Kijk naar Duitsland. Daar willen ze een windmolenpark aanleggen, maar er is geen materiaal voor de funderingen.” Niet omdat het grind, het zand of de klei er niet zijn, maar omdat er geen vergunningen voor de winning zijn afgegeven. Dat had 10 tot 15 jaar geleden al geregeld moeten zijn, want zo lang duurt het meestal om toestemming te krijgen. “Het proces voor de laatste ontgrondingsvergunning die in Nederland werd afgegeven, voor Geertjesgolf in Winssen, duurde 35 jaar”, vertelt Van der Voort.

© Cascade, Leonie van der Voort, directeur Cascade

Not In My Back Yard (NIMBY)

“Als de zand- en grindwinners geen vergunningen krijgen om stukken land te ontgronden, hebben de kleiwinners ook geen klei”, vertelt Ton Kuijs, directeur van Aannemingsbedrijf J. den Boer, dat de klei in Geertjesgolf wint, “Rivierklei ligt immers op het zand en de stenen, en moet afgegraven worden voor die diepere lagen gedolven kunnen worden.” Op het moment heeft hij nog ongeveer 2.5 miljoen ton liggen. In Winssen mag het bedrijf tot 2031 klei winnen, al betwijfelt hij of de voorraad zo lang meegaat. Wat daarna gaat gebeuren, is ook voor zijn bedrijf ongewis.

Burgers willen wel een veilige dijk, maar geen afgraving in hun achtertuin

De ingenieur herkent Cascade’s klacht: het wordt steeds lastiger om vergunningen te krijgen. Burgers willen wel een veilige dijk, maar geen afgraving in hun achtertuin. Het bekende NIMBY-fenomeen: “Not In My Back Yard”.Het probleem speelt niet alleen voor de ontgrondingsvergunningen, vertelt hij, maar ook bij het transport. Om emissies en overlast te besparen, loont het vaak om een laadplatform in een rivier te leggen en de gewonnen klei per schip te vervoeren. Geeft Rijkswaterstaat de vergunning daarvoor niet af, dan moet zijn firma met tientallen vrachtwagens de weg op, waar buurtbewoners ook niet blij van worden. Kostte het 20 jaar geleden een paar maanden om het papierwerk rond te krijgen, nu duurt het al snel een jaar – ALS het je al lukt.

© iStock

Vervuiling

Bijkomende moeilijkheid is de vervuiling. “In de buurt van dijken wonen vaak mensen, dus voor dijkverzwaringen willen de waterschappen echt schone grond”, weet Kuijs. De klei uit de Geertjesgolf heeft de hoogste milieuklasse, maar voor de klei langs de rivieren is dat lang niet altijd het geval. 70% van de totale kleiproductie in Nederland komt uit de uiterwaarden. Bij het werk om de rivieren meer ruimte te geven, komt er veel van vrij. Je zou denken dat dat ingezet kan worden om de dijken te versterken, maar we weten nog niet of die klei voldoende erosiebestendig is, en of ze wel schoon genoeg is. Zo moet dijkenklei niet alleen voldoen aan eisen uit de natuurbeschermingswet, maar ook aan PFAS-normen, die steeds strenger worden.

Ton Kuijs, directeur bij Aannemingsbedrijf J. den Boer.

Vergif, vergunningen… Ze houden de inzet van onze dijkenklei tegen, terwijl het water ons om de oren klotst. CE Delft is er duidelijk over: “Het effect van een mogelijk kleitekort bij Rijkswaterstaat is dat dijken niet voldoende onderhouden, aangepast of aangelegd kunnen worden. In combinatie met de verwachte effecten als gevolg van klimaatverandering op het weer en de zeespiegel, levert dit een risico voor een van de kerntaken van Rijkswaterstaat: waterveiligheid.”

© iStock

Alternatieven

Wat doe je als je geen geschikte klei hebt, maar ook niet wil verdrinken? Je zoekt alternatieven. Zo bevestigde de Radboud Universiteit al dat de wortels van veel bloemen de onderliggende grond zo goed kunnen binden, dat die best wat stormvloed kan weerstaan. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma onderzoekt of je de erosiebestendigheid van klei kan verbeteren door het toevoegen van kalk, en of je klei kan vervangen door bentonietmatten. Daarnaast doet Rijkswaterstaat pilots met alternatieve dijkontwerpen op basis van gebiedseigen grond. Als de omgeving voldoende plek biedt om de vorm van de dijk aan te passen, kan je die in principe maken van elke soort grond. De schaarse dijkenklei kan dan gereserveerd worden voor plekken waar die ruimte ontbreekt.

Regie

“Het rijk heeft de regie overgedragen aan de provincies, en moet die weer terugnemen”, vindt Van der Voort, “Mijn leden zien een gigantische vraag naar hun producten, maar zonder vergunningen vertrekken ze. Ze halen nu al grondstoffen uit Italië, terwijl we hierboven op een berg klei, zand en grind zitten, en de winning daarvan heel goed te combineren is met maatschappelijke waarden als natuur en recreatie. Als bioloog zie ik Cascade als de hofleverancier van natuurgebieden, op kosten van het bedrijfsleven, en ze levert nog bouwgrondstoffen ook!”

Dat delfstoffenwinning, waterveiligheid en natuurontwikkeling goed samen kunnen gaan, achten ook de universiteit van Wageningen, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer bewezen. Dat wil echter niet zeggen dat we heel Nederland graag tot bouwput maken. Willen we de leveringszekerheid vergroten, concludeert CE Delft, dan moeten we het kleiverbruik verminderen, kijken waar we het kunnen vervangen door andere materialen, en uitvinden hoe we de levensduur van de dijken zo lang mogelijk kunnen maken. Bloemetjes waar het kan, klei waar nodig.

Onderwerp: Milieu

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten